*
*
‘Wassen doet u voor het grootste deel zelf? Dat heb ik
tenminste gelezen.’
‘Dat klopt.’
‘Daar moet ik wel aan wennen hoor. ‘
‘Hoezo?’
‘Tot vorige week heb ik gewerkt bij mensen die voor alles
hulp nodig hebben. Die zich steeds vergissen. Niet meer weten waarvoor je een
washandje gebruikt. Ze vergeten dat hun kleren in de kast hangen. Vergeten dat ze hun pyjama aan hebben om naar
bed te gaan en niet omdat ze er net uitkomen.’
‘Vermoeiend en verwarrend.’
‘Voor zo iemand zelf én voor mij.’
‘Dus dit is nieuw voor jou, werken in de revalidatie?’...
‘Precies. Het moeilijkst vind ik: wat u zelf kunt MAG ik
niet eens doen. De bedoeling is dat u zelfstandig, zelfredzaam, weer naar huis
gaat. Revalideren. Uitvinden wat u
nog wél zelf kunt. Eigen mogelijkheden uitbuiten. Dat is hard werken voor u!’
‘En qua werk een hele verandering voor jou.’
‘Precies, ik doe nog steeds automatisch teveel! Maar daar
heb ik een oplossing voor.’
‘Vertel, je maakt me nieuwsgierig.’
‘Kijk, hier is alles wat u nodig heeft. Warm water, washandje
en handdoek. Gaat uw gang. Intussen ken ik mijn plaats.’
Met een sprongetje belandt ze op de vensterbank, handen in
de zakken. Haar witte jasschort en zwarte krullen steken helder af tegen de
verkleurende bosrand buiten en de boeketten rozen binnen.
‘Kijk, ik ken mijn plaats. Doe uw best.’
Soms zijn ze streng
hoor, de plegen.
Maar zo wil ik het ook. “Zèf-toen” en “Kan ikke zéllef” waren, volgens overlevering, mijn eerste
zinnetjes.
*