woensdag 24 april 2013

Chocolaatje


‘Nou, ík vind het anders knap waardeloos!’  Venijnig prikt haar naald in de lucht. ‘Mijn man zegt dat het  hem niet uitmaakt. En dat ik me er niks van aan moet trekken. Maar dat doe ik toevallig wel.’ De naald prikt weer een gat in de lucht. Dan steekt de blozende dame venijnig de lapjes aan elkaar, die ze in haar andere mollige dameshand vol ringen houdt.
Alle  naalden zijn even uitgenaaid, het werk rust een moment of
vindt een plekje op het handgeborduurde kleed dat op de uitgeschoven eiken tafel ligt en bijna onzichtbaar is onder een regenboog van lapjes, speldenkussens, vernuftige naaimandjes vol garenklossen, naaldenboekjes, papieren patroondelen, voorbeeldboeken en tijdschriften; een groene snijmat met liniaal, rolmessen en centimeter aan de kopse kant. En niet te vergeten: in het midden een enorme opgemaakte schaal als het hemels visioen van de banket- en chocoladebakker.

  
Zes ogen kijken naar de spreekster, de jongste van hen vieren. Bemoedigende uitroepen klinken door elkaar. ’Heb je ons al eens bekeken?’ ’Je denkt toch niet dat je de enige bent.’ De mollige dame buigt diep over de lapjes in haar hand. Doet een paar steken, verkeerd, trekt driftig de draad uit de naald. Mompelt en sputtert, begint uit te halen en snuft. Maar kijkt niet op.
‘Héla, wat is precies het probleem?’ ‘Jij begint erover, nou wil ik ’t ook weten.’ ‘Kom op! Wat zie je dan als je naar ons kijkt?’
Met natte ogen in een rood hoofd kijkt ze dan toch op. ‘Nou eh, dames op leeftijd, fanatieke lapjesprikkers.’ Ze schieten in de lach. Lapjesprikkers, ja, dat zijn ze wel!
‘Nee, onze gezichten natuurlijk! Nou dan, eerlijk? Of durf je niet?’
‘Eerlijk? Ehm één rond en blozend gezicht met kort grijs haar. Een beige MissMarple- hoofd met witte krulletjes. En jij…’ ze wijst naar de gastvrouw, ‘jij kreukelt aan alle kanten.’ Ze schiet er zelf van in de lach. Gelukkig, die huilbui is bezworen.
‘Gekreukeld, precies. Maar dat weet je toch allang? Dat is niks nieuws.’ ‘Waarom ben je nu dan zo overstuur?’ ‘Je zat bijna te huilen. Zo kennen we je niet.’ De kreukeldame schenkt nog maar eens thee in. Daar hoort natuurlijk iets lekkers bij, een zelfgebakken soesje dit keer. De anderen knikken. ’Je maakt ons anders altijd aan het lachen.’ ‘Niks voor jou om zo van de kaart te zijn.’
‘Ach, laat ook maar. Wat je zegt, het is eigenlijk heel gewoon. Natuurlijk wéét ik het wel, ik dacht dat ik me ermee verzoend had. Maar…’ Er komt een zakdoek aan te pas, heftig snuit ze haar  neus. ’Maar het was zo onverwacht.’
‘Sjonge dat is wel heftig zeg’ ‘Wat is er dan toch, doe niet zo zielig.’ ‘Wát zit je dwars.’
‘Ik vind het eigenlijk zo gênant. Juist omdat het gewoon is. Oké dan, als jullie het niet verder vertellen.’
‘Wij? Wat aan de quilttafel verteld wordt komt niet verder. Dat weet je best: vertrouwelijkheid en geheimhouding!’
Iets minder overstuur nu schuift ze wat heen en weer tot haar brede zitvlak van de stoel een praatstoel gemaakt heeft.

‘Vanmorgen had ik geen zin om onder de douche te gaan, weinig tijd. Gauw even een washandje. Gewoon met koud water. Word je ook schoon van dacht ik.’
Gilletjes van herkenning. ‘O meid, kóud nog wel, stoer hoor.’ ‘Alsof je weer ouderwets kampeert hè.’
‘Ja zoiets dacht ik ook. Dus gauw een natte lap, Gelukkig heb ik nog een wastafel in mijn slaapkamer, ik hoefde niet eens naar de badkamer. Lekker snel klaar en toen nog een schone bh uit de la en…’ ze snuft opnieuw en bijna rolt er toch een traan ‘...in de slaapkamer heb ik zo’n grote passpiegel. En toen zag ik mezelf helemáál. Bloot…’ Ze slikt moeilijk, pakt opnieuw haar zakdoek en trompettert luidruchtig.
‘Nou kom op mens, je ziet jezelf toch wel vaker bloot.’ ‘Was vast niet anders dan anders.’ ‘Wat was d’r nou zo erg aan?’
Een hartgrondige zucht, snel en zacht:’Ik zag m’n buik...’
‘Je BUIK?’
‘...en die hangt helemaal in rimpels en drellen. Ja na vier zwangerschappen is dat niet zo gek. Maar boven de passpiegel zit zo’n helderwitte daglicht tl. Ik zag elke rimpel, met van die zwarte schaduwen eronder. Plooien, vouwen. En dat grote lelijke litteken. Er zit nergens meer strak vel. Vorig jaar had ik nog een taille maar nou lijk ik nergens meer op. Vooral niet zonder bh… ik vond mezelf zó lelijk. Ik kijk nooit meer in die rotspiegel.’
‘Nou overdrijf je wel hoor, een half jaar geleden op de lappenmarkt kon je nog maat 40 aan.’ ‘Die zeilfoto van drie jaar geleden, daar was je net een fotomodel.’ ‘Je bent de slankste van ons vieren, kom nou toch!’ ‘Zou d’r niet zo’n punt van maken.’ ‘Jonger worden we niet meer hoor.’

‘Alsof ik dat niet weet, ben niet onnozel. Maar eigenlijk… het ergste is, ik voelde me ineens zo oud. Ook al heb ik nog minstens twintig jaar te gaan, tenminste dat hoop ik. En toen dacht ik: misschien geeneens twintig jaar meer. Maar hoe lang dan? En wanneer is het afgelopen? En hoe?’

Het wordt stil, dit kennen ze allemaal. Elke rimpel herinnert aan hun eigen eindigheid. Mensen van hun leeftijd worden ziek, gaan dood. Vorig jaar nog een van hun medequiltsters, minstens tien jaar jonger. En de een haar echtgenoot, de ander haar zus. Een buurvrouw… en heus niet allemaal 'een zachte dood.'
Tegenover iedereen die ernstig ziek wordt of overlijdt voel je jezelf zo ontzettend… levend. Maar dan, zo’n moment dat je onverwacht in een spiegel kijkt. Dat je even jezelf niet direct herkent…
‘…Ik dacht ineens; alles houdt een keer op, zelfs ík.’

Het liefst kijken ze langs de spiegel, of eroverheen. Kijken alleen of alles goed is opgeborgen, of er niks uitlubbert. Rimpels en plooien in stevige hemden, truien, push-up bh’s. Lange mouwen, sjaaltje, geen uitdagende decolleté ’s. Alleen de gastvrouw trekt zich nergens meer iets van aan. Die heeft het leven allang geaccepteerd zoals het is. Ook zichzelf, met kreukels en al. ‘Gek hè, je denkt allemaal dat het jou niet overkomt. Ik zal je zeggen: toen ik vijftig werd geloofde ik echt dat het MIJ nooit zou gebeuren. Geen rimpel te zien! Maar dat denk ik allang niet meer. Ik snap wat je bedoelt hoor. Het valt niet mee.’ De verhalen komen los. Naalden steken werkeloos in de lapjes. De theepot gaat rond. Tranen vloeien, worden weggepoetst en gedroogd. De quiltboeken blijven onbekeken. Maar een goede middag, dat is het wel.

‘Goh, blij dat ik het even kon zeggen. Voel me een stuk beter. Jullie hebben gelijk, ik zal er wel aan wennen. Maar vandaag nog even niet. Ik heb troost nodig. Kom op meiden, wie wil er nog een chocolaatje?’



*

2 opmerkingen:

Anoniem zei

Prachtig...!
Liefs, Angelique

Anoniem zei

O hoe herkenbaar.

Diny