*
‘Nou,
ík vind het anders knap waardeloos!’ Venijnig prikt haar naald in de lucht. ‘Mijn
man zegt dat het hem niet uitmaakt. En dat
ik me er niks van aan moet trekken. Maar dat doe ik toevallig wel.’ De naald prikt
weer een gat in de lucht. Dan steekt de blozende dame venijnig de lapjes aan
elkaar, die ze in haar andere mollige dameshand vol ringen houdt.
Alle naalden zijn even uitgenaaid, het werk rust
een moment of
vindt een plekje op het handgeborduurde kleed dat op de uitgeschoven eiken tafel ligt en bijna onzichtbaar is onder een regenboog van lapjes, speldenkussens, vernuftige naaimandjes vol garenklossen, naaldenboekjes, papieren patroondelen, voorbeeldboeken en tijdschriften; een groene snijmat met liniaal, rolmessen en centimeter aan de kopse kant. En niet te vergeten: in het midden een enorme opgemaakte schaal als het hemels visioen van de banket- en chocoladebakker.
vindt een plekje op het handgeborduurde kleed dat op de uitgeschoven eiken tafel ligt en bijna onzichtbaar is onder een regenboog van lapjes, speldenkussens, vernuftige naaimandjes vol garenklossen, naaldenboekjes, papieren patroondelen, voorbeeldboeken en tijdschriften; een groene snijmat met liniaal, rolmessen en centimeter aan de kopse kant. En niet te vergeten: in het midden een enorme opgemaakte schaal als het hemels visioen van de banket- en chocoladebakker.
Zes
ogen kijken naar de spreekster, de jongste van hen vieren. Bemoedigende
uitroepen klinken door elkaar. ’Heb je ons al eens bekeken?’ ’Je denkt toch
niet dat je de enige bent.’ De mollige dame buigt diep over de lapjes in haar
hand. Doet een paar steken, verkeerd, trekt driftig de draad uit de naald. Mompelt
en sputtert, begint uit te halen en snuft. Maar kijkt niet op.
‘Héla,
wat is precies het probleem?’ ‘Jij begint erover, nou wil ik ’t ook weten.’ ‘Kom
op! Wat zie je dan als je naar ons
kijkt?’
Met
natte ogen in een rood hoofd kijkt ze dan toch op. ‘Nou eh, dames op leeftijd,
fanatieke lapjesprikkers.’
Ze schieten in de lach. Lapjesprikkers, ja, dat zijn ze wel!
‘Nee,
onze gezichten natuurlijk! Nou dan, eerlijk? Of durf je niet?’
‘Eerlijk?
Ehm één rond en blozend gezicht met kort grijs haar. Een beige MissMarple-
hoofd met witte krulletjes. En jij…’ ze wijst naar de gastvrouw, ‘jij kreukelt
aan alle kanten.’ Ze schiet er zelf van in de lach. Gelukkig, die huilbui is
bezworen.
‘Gekreukeld,
precies. Maar dat weet je toch allang? Dat is niks nieuws.’ ‘Waarom ben je nu dan
zo overstuur?’ ‘Je zat bijna te huilen. Zo kennen we je niet.’ De kreukeldame
schenkt nog maar eens thee in. Daar hoort natuurlijk iets lekkers bij, een
zelfgebakken soesje dit keer. De anderen knikken. ’Je maakt ons anders altijd
aan het lachen.’ ‘Niks voor jou om zo van de kaart te zijn.’
‘Ach,
laat ook maar. Wat je zegt, het is eigenlijk heel gewoon. Natuurlijk wéét ik
het wel, ik dacht dat ik me ermee verzoend had. Maar…’ Er komt een zakdoek aan
te pas, heftig snuit ze haar neus. ’Maar
het was zo onverwacht.’
‘Sjonge
dat is wel heftig zeg’ ‘Wat is er dan toch, doe niet zo zielig.’ ‘Wát zit je
dwars.’
‘Ik
vind het eigenlijk zo gênant. Juist omdat
het gewoon is. Oké dan, als jullie het niet verder vertellen.’
‘Wij?
Wat aan de quilttafel verteld wordt komt niet verder. Dat weet je best: vertrouwelijkheid
en geheimhouding!’
Iets
minder overstuur nu schuift ze wat heen en weer tot haar brede zitvlak van de
stoel een praatstoel gemaakt heeft.
‘Vanmorgen
had ik geen zin om onder de douche te gaan, weinig tijd. Gauw even een
washandje. Gewoon met koud water. Word je ook schoon van dacht ik.’
Gilletjes
van herkenning. ‘O meid, kóud nog wel, stoer hoor.’ ‘Alsof je weer ouderwets
kampeert hè.’
‘Ja
zoiets dacht ik ook. Dus gauw een natte lap, Gelukkig heb ik nog een wastafel
in mijn slaapkamer, ik hoefde niet eens naar de badkamer. Lekker snel klaar en
toen nog een schone bh uit de la en…’ ze snuft opnieuw en bijna rolt er toch
een traan ‘...in de slaapkamer heb ik zo’n grote passpiegel. En toen zag ik
mezelf helemáál. Bloot…’ Ze slikt moeilijk, pakt opnieuw haar zakdoek en
trompettert luidruchtig.
‘Nou
kom op mens, je ziet jezelf toch wel vaker bloot.’ ‘Was vast niet anders dan
anders.’ ‘Wat was d’r nou zo erg aan?’
Een hartgrondige
zucht, snel en zacht:’Ik zag m’n buik...’
‘Je
BUIK?’
‘...en
die hangt helemaal in rimpels en drellen. Ja na vier zwangerschappen is dat
niet zo gek. Maar boven de passpiegel zit zo’n helderwitte daglicht tl. Ik zag
elke rimpel, met van die zwarte schaduwen eronder. Plooien, vouwen. En dat
grote lelijke litteken. Er zit nergens meer strak vel. Vorig jaar had ik nog
een taille maar nou lijk ik nergens meer op. Vooral niet zonder bh… ik vond
mezelf zó lelijk. Ik kijk nooit meer in die rotspiegel.’
‘Nou
overdrijf je wel hoor, een half jaar geleden op de lappenmarkt kon je nog maat
40 aan.’ ‘Die zeilfoto van drie jaar geleden, daar was je net een fotomodel.’
‘Je bent de slankste van ons vieren, kom nou toch!’ ‘Zou d’r niet zo’n punt van
maken.’ ‘Jonger worden we niet meer hoor.’
‘Alsof
ik dat niet weet, ben niet onnozel. Maar eigenlijk… het ergste is, ik voelde me
ineens zo oud. Ook al heb ik nog minstens twintig jaar te gaan, tenminste dat
hoop ik. En toen dacht ik: misschien geeneens twintig jaar meer. Maar hoe lang
dan? En wanneer is het afgelopen? En hoe?’
Het
wordt stil, dit kennen ze allemaal. Elke rimpel herinnert aan hun eigen
eindigheid. Mensen van hun leeftijd worden ziek, gaan dood. Vorig jaar nog een
van hun medequiltsters, minstens tien jaar jonger. En de een haar echtgenoot, de
ander haar zus. Een buurvrouw… en heus niet allemaal 'een zachte dood.'
Tegenover
iedereen die ernstig ziek wordt of overlijdt voel je jezelf zo ontzettend…
levend. Maar dan, zo’n moment dat je onverwacht in een spiegel kijkt. Dat je
even jezelf niet direct herkent…
‘…Ik
dacht ineens; alles houdt een keer op, zelfs ík.’
Het liefst
kijken ze langs de spiegel, of eroverheen. Kijken alleen of alles goed is
opgeborgen, of er niks uitlubbert. Rimpels en plooien in stevige hemden,
truien, push-up bh’s. Lange mouwen, sjaaltje, geen uitdagende decolleté ’s. Alleen
de gastvrouw trekt zich nergens meer iets van aan. Die heeft het leven allang
geaccepteerd zoals het is. Ook zichzelf, met kreukels en al. ‘Gek hè, je denkt
allemaal dat het jou niet overkomt. Ik zal je zeggen: toen ik vijftig werd geloofde
ik echt dat het MIJ nooit zou gebeuren. Geen rimpel te zien! Maar dat denk ik
allang niet meer. Ik snap wat je bedoelt hoor. Het valt niet mee.’ De verhalen
komen los. Naalden steken werkeloos in de lapjes. De theepot gaat rond. Tranen vloeien,
worden weggepoetst en gedroogd. De quiltboeken blijven onbekeken. Maar een
goede middag, dat is het wel.
‘Goh,
blij dat ik het even kon zeggen. Voel me een stuk beter. Jullie hebben gelijk,
ik zal er wel aan wennen. Maar vandaag nog even niet. Ik heb troost nodig. Kom
op meiden, wie wil er nog een chocolaatje?’
*
2 opmerkingen:
Prachtig...!
Liefs, Angelique
O hoe herkenbaar.
Diny
Een reactie posten