*
1
Een onafzienbaar groen
veld. Zoveel gras heb ik nog nooit gezien. Aan het eind van oma’s achtertuin
zit ik tussen de buurkinderen. Op het
strookje langs het grasveld, verder mogen we niet. We kijken naar grote
kinderen in witte kleren. Kunnen kleren wit
zijn? Dat heb ik nog nooit gezien. Korte rokken dragen ze, korte broeken,
hagelwitte bloesjes. Ze lachen en roepen.
Rennen en gooien met ballen. Zwaaien met slingers. Een buurkind durft
zomaar een aanrollende bal terug te brengen. Hij wordt teruggestuurd. Het
grasveld is verboden terrein. Het is van het Lyceum, de grote school achter het
veld. Waar ze vandaag schoolfeest vieren. Omdat de koningin jarig is. De zon
schijnt, dat hoort erbij.
Ik ben ook jarig, net als de koningin.